“Als je mijn dochter was geweest, had ik geen rust gehad. Wat een lef! Je moet echt uitkijken.”
Zegt hij met enig afgrijzen.
Ik ben net twee Nederlandse dames op de camping in Olympia aan het vertellen over mijn fietsplannen deze maanden als hij er ook bij komt staan. Een dunne Nederlandse man met een puntig gezicht.
Ik krijg veel reacties onderweg van vreemdelingen. Ze noemen me dapper, moedig, stoer en daarvan nog een rijtje synoniemen en vertalingen. Als ik een berg op fiets krijg ik aanmoedigingen van mensen die ik passeer. Ze klappen en juichen me toe. Automobilisten toeteren en steken een duim naar me op.
Een reactie zoals deze heb ik nog niet eerder gehad. Zo overduidelijk afkeurend. Anderen zijn wel eens stil of reageren met de bekende woorden:
‘Leuk, maar het zou niets voor mij zijn.’
De reactie van deze man zet me aan het denken. Ik denk aan mijn eigen ouders en ik voel me dankbaar voor de vrijheid die zij mij geven. Voor een opvoeding vol buiten zijn, weken kamperen en eindeloos veel sporten. Voor de veilige basis die zij ook tijdens deze reis weer vormen.
Ik krijg nog wat waarschuwingen naar me toe geslingerd en dan gaat hij verder waar hij mee bezig was, het oppoetsen van zijn auto. Ik praat nog even met de twee dames en richt een laatste blik op de man met het puntige gezicht. Zou hij wel rust hebben gehad als ik zijn zoon was geweest?